Zowel de term ‘luchtdoorlatendheid’ als de term ‘luchtdichtheid’ geeft de lekvolumestroom aan, maar de termen hebben een tegengestelde duiding. Hoewel in het spraakgebruik veelal de term ‘luchtdichtheid’ wordt aangehouden, hanteren het Bouwbesluit en de normen het begrip ‘luchtdoorlatendheid’
Regelgeving en eisen
Luchtvolumestroom
Beperking van de luchtdoorlatendheid is een beoordelingsaspect in het Bouwbesluit 2012. In afdeling 5.1 Energiezuinigheid is onder andere artikel 5.4 Luchtvolumestroom opgenomen. In artikel 5.4 wordt gesteld dat de luchtdoorlatendheid van de thermische schil, bepaald volgens NEN 2686 Luchtdoorlatendheid van gebouwen-Meetmethode, niet groter mag zijn dan 0,2 m³/s (qv;10 ≤ 200 dm³/s bij 10 Pascal (Pa)). Deze eis wordt gesteld aan voor mensen toegankelijke, verwarmde gebouwen.
Energieprestatiecoëfficiënt
Naast het specifieke beoordelingsaspect 5.4 Luchtvolumestroom (en ook 5.3 Thermische isolatie) is ook artikel 5.2 Energieprestatiecoëfficiënt van belang.
In de EPC-berekening volgens NEN 7120 wordt de luchtdichtheidswaarde per m² verwarmde gebruiksoppervlak ingevoerd (bepaald volgens NEN 8088-1).
Wering van vocht van buiten
In afdeling 3.5 Wering van vocht wordt in artikel 3.21 lid 4 een eis gesteld aan de luchtdoorlatendheid van de begane grondvloer. De eis is 20.10-6 m3 /(s.m2) bij een drukverschil van 1 Pascal (qv;1 ≤ 20.10-6 m3 /(s.m2)). De bepalingsmethode voor deze eis is vastgelegd in NEN 2690.
Het doel van artikel 3.21 is te voorkomen dat door het doordringen van lucht vanuit de kruipruimte de relatieve luchtvochtigheid in de woning op een te hoog niveau komt te liggen.
Begrippen en Theorie
Zowel de term ‘luchtdoorlatendheid’ als de term ‘luchtdichtheid’ geeft de lekvolumestroom aan, maar de termen hebben een tegengestelde duiding. Hoewel in het spraakgebruik veelal de term ‘luchtdichtheid’ wordt aangehouden, hanteren het Bouwbesluit en de normen het begrip ‘luchtdoorlatendheid’.
In de normen wordt wat betreft de luchtdoorlatendheid onderscheid gemaakt in een zogenaamde qv;10-waarde en een qv;10;kar-waarde. Het verschil tussen beide grootheden is het feit dat bij de qv;10-waarde de volumestroom, bij een netto-inhoud van een woning die groter is dan 500 m3, is herleid naar een netto-inhoud van 500 m3. De qv;10;kar-waarde is daarentegen een waarde zonder een herleiding naar een gestandaardiseerde netto-inhoud.
Belang van luchtdicht bouwen
Luchtdicht bouwen gaat om het tegengaan van ongewenste luchtstromingen door de gebouwschil.
Luchtdicht bouwen, het minimaliseren van ongewenste luchtstromingen, is belangrijk om een aantal redenen:
- Comfort in het gebouw; weinig last van tocht.
- Energiebesparing; alle lucht die binnenkomt moet worden opgewarmd, dat kost veel energie.
- Waterdichtheid; voorwaarde voor een waterdicht detail is een goede luchtdichting.
- Geluidwering; een luchtlek zorgt voor een vermindering van de geluidsisolatie.
- Brandwerendheid en weerstand tegen rookdoorgang;
- Behoud van de constructie; lucht van binnen naar buiten zorgt voor condens in de constructie.
Luchtlekken leiden vaak tot tochtklachten. Inwendige condensatie ten gevolge van convectie.
Op de foto een luchtlekke schuifpui
Luchtdichtheidsklassen
In Nederland maken we voor de mate van luchtdichtheid (uitgedrukt in de qv10-waarde) onderscheid in drie klassen:
Voor klasse 2 geldt dat extra aandacht nodig is voor:
- Detaillering.
- Keuze van het afdichtingsmateriaal.
- Goed knevelende 2- en 3-puntssluitingen.
- Manchetten ter plaatse van de dak- en geveldoorvoeren.
- Nastelbaar hang- en sluitwerk.
- Waar mogelijk luchtdichtingen prefabriceren.
Voor klasse 3 is veel aandacht voor luchtdichtheid een vereiste. Naast aandacht voor de details en de materiaalkeuze, dienen de gevel- en dakaansluitingen zorgvuldig uitgevoerd en gecontroleerd te worden. Een luchtdoorlatendheidsmeting tijdens de bouw (vóór de afbouw) wordt sterk aanbevolen en een meting achteraf is noodzakelijk, zo mogelijk gecombineerd met thermografisch/infrarood onderzoek met een warmtebeeldcamera.
Qv10-waarde in de EPC-berekening
Voor het uitrekenen van de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) zijn er twee mogelijkheden voor het invullen van de qv;10-waarde, namelijk forfaitair of een gewenste meetwaarde.
Forfaitaire waarde
Kiest men voor de forfaitaire waarde dan zijn er voor het bepalen van de infiltratiewaarde een aantal onderdelen van belang. Deze onderdelen zijn:
- Grondgebonden of meerlaags gebouw
- Vrijstaand woonhuis, rijtjeshuis, appartement
- Geveltype
- Bouwmethode
In NEN 8088-1 worden alle gebouwtypen die ingevoerd kunnen worden beschreven. De infiltratiewaarde die uiteindelijk wordt bepaald aan de hand van een gebouwtype is in werkelijkheid altijd een negatievere waarde t.o.v. een eigen meetwaarde of de hierboven gestelde grenswaarden.
Eigen meetwaarde
Indien men kiest voor het invoeren van een eigen meetwaarde dan moet het gebouw worden gebouwd onder een kwaliteitsborgingsprocedure. In deze procedure dient de specifieke luchtvolumestroom ten gevolge van infiltratie (qv10;spec) te zijn vastgelegd en na oplevering te worden gecontroleerd door bijvoorbeeld een blowerdoortest.
Berekening van forfaitaire infiltratie is veranderd per 1 januari 2015 en komt uit op een hogere waarde. Dit is ongunstig voor de EPC en kan zorgen voor een verhoging van de EPC. Hierdoor wordt het nog interessanter om te werken met een meetwaarde die in het werk moet worden aangetoond. In de praktijk blijkt een qv;10 van 0,4 goed haalbaar te zijn als in de uitvoering op de juiste manier wordt gewerkt.
Blower-door test
- Ontwerpaspecten en uitvoering
In de praktijk blijkt echter dat het ontwerp en met name de uitvoering van luchtdichte details niet altijd goed en deugdelijk worden uitgevoerd.
- De aansluitingen met de begane grondvloer.
- Doorvoeren door de begane grondvloer / leidingschachten.
- De aansluiting tussen kozijnen en gevels.
- Kierdichting van deuren en in mindere mate ramen en brievenbus.
- De aansluitingen van daken op gevels en bouwmuren.
- Nokconstructie, kilgoten, hoekkepers.
- Aansluitingen rondom dakkapellen, dak- en geveldoorvoeren.