Cellenbeton
In de praktijk zien wij steeds vaker bouwplannen waarin casco’s en/of verdiepingshoge separatiepanelen van cellenbeton worden toegepast.
Cellenbeton bestaat uit cement, kalk en kwartszand. Hier wordt water aan toegevoegd en een uiterst kleine hoeveelheid aluminiumpoeder. Het mengsel wordt in mallen gegoten. Door natuurlijke reacties rijst het en ontstaan er minuscule belletjes, gevuld met waterstofgas. Omdat het waterstofgas door de veel zwaardere omgevingslucht wordt verdreven, ontstaat de gesloten cellenstructuur. Daarna wordt dit halfproduct in een autoclaaf bij een temperatuur van circa 190 oC (en onder een druk van verzadigde stoom van ongeveer 10 - 12 bar) in zes tot twaalf uur verhard tot cellenbeton.
Door dit productieproces blijft er in de cellen ongeveer 20% water achter. Dit treedt slechts langzaam uit door natuurlijke droging aan de lucht.
Wij raden u aan om in de kopersinformatie aandacht te besteden aan het feit dat er ten opzichte van andere bouwmaterialen, na oplevering extra geventileerd moet worden om zodoende het evenwichtsvochtpercentage in het cellenbeton zo snel mogelijk te kunnen bereiken.
Is het evenwichtsvochtpercentage bereikt dan heeft cellenbeton, omdat de gesloten cellen na droging zijn gevuld met lucht, goede warmte-isolerende en warmte-accumulerende eigenschappen en is het ook goed vochtregulerend. Dit zijn eigenschappen welke bij dragen aan een comfortabel binnenklimaat.
Als u of de opdrachtgever een keuze voor cellenbeton heeft gemaakt, gaan wij er vanuit dat u tijdens de bouw de nodige voorzieningen treft om een extra vochtbelasting te voorkomen. Indien het cellenbeton tijdens de bouw niet wordt blootgesteld aan een directe vochtbelasting, krijgt het cellenbeton de kans om ‘aan de wind’ reeds een groot deel van het ingesloten productievocht ‘kwijt te raken’.
Het is daarom van belang om tijdens het bouwproces het cellenbeton droog op te slaan en met name de bouwdelen die bloot staan aan vochttoetreding door regen via de ‘omkanten van de elementen of blokken’ zoveel als mogelijk af te dekken.
Als er sprake is van platte dakelementen, dan dient men direct na het plaatsen de (eerste laag) dakbedekking aan te brengen om vochttoetreding via de omkanten te voorkomen. Hierbij is het aan te bevelen om onder de dakbedekking een dampvereffende laag aan te brengen. De vochtindringing via het ‘oppervlak’ is namelijk beperkt tot enkele centimeters en heeft daarom een veel mindere impact op het drogingsproces van het cellenbeton.
Zo ’n dampvereffende laag is feitelijk een PE folie, die zorgt dat de gassen die nog in de isolatie aanwezig zijn de constructie niet indringen. Dit doe je ook bij houten constructies bovenop de underlayment platen waarna men de isolatie op aanbrengt
Als er geen of onvoldoende rekening wordt gehouden met de vochttoetreding via de omkanten kan het ‘vochtpercentage’ in het cellenbeton oplopen tot meer dan 30%. Dit vergt een veel langere drogingstijd na oplevering. Is er sprake van een schuin dak met dakpannen, dan dient de onderdakfolie voldoende dampopen te zijn.
Geluid
Indien wordt gekozen voor een uitvoering met ankerloze bouwmuren van cellenbeton is het noodzakelijk dat het ontwerp vooraf door de leverancier wordt bekeken op de geluidsisolatie (Bouwbesluiteisen).
In kwaliteit G5/800 zal de maatvoering 150-50-150 worden, in kwaliteit G4/600 zal de maatvoering 200-50-200 worden.
Met name bij lichtere bouwconstructies wordt het eindresultaat, bepaald door de juiste materiaal gebonden detailleringen. Ons is bekend, dat er leveranciers zijn die het ontwerp gratis toetsen.
Bij scheidingswanden tussen verblijfsruimten dient, in verband met de geluideis, cellenbeton toegepast te worden in een dikte van tenminste 100 mm in de kwaliteit G5/800. Dit voor zover er in deze wanden geen bewegende constructiedelen opgenomen zijn.
Separatiepanelen
Bij deze toepassing is het van belang rekening te houden met de bijkomende doorbuiging van de vloeren en eventueel het opbollen van een betonnen platdakconstructie. De leverancier gaat in zijn verwerkingsvoorschriften uit van de bijkomende doorbuiging van de vloeren/dakvloer. Afhankelijk hiervan kan er gebruik worden gemaakt van plafondaansluitingen en wandaansluitingen met montageschuim/zichtopvangprofielen of bouwkundige sponningen.
Afhankelijk van eventuele omschrijvingen in de verkoopdocumentatie dient u hiermee rekening te houden bij de inkoop van de vloeren.
Wij adviseren u dringend om bij de inkoop van vloeren uit te gaan van een vloerconstructie, met een bijkomende doorbuiging die kleiner of gelijk is dan 1/1000 maal de overspanning.
Zie ook ‘Doorbuiging’
In een badkamer zijn wanden van 70 millimeter dik mogelijk, onder voorwaarde dat de natte delen van vloer tot plafond worden betegeld. Zonder tegels is afdoende dekking alleen haalbaar met panelen van 100 millimeter dik.
Het cellenbeton cascosysteem
Voor woningen die ‘volledig’ in cellenbeton worden uitgevoerd, is het absoluut noodzakelijk om de kopers in het voortraject voor te lichten over het vereiste ‘extra’ ventilatiegedrag na oplevering en de timing van het juiste moment voor het aanbrengen van definitieve afwerking.
Dit laatste omdat diverse afwerkingen onvoldoende dampopen of bestand tegen schimmelvorming zijn. Om als koper volledig te kunnen profiteren van de goede bouwfysische eigenschappen van cellenbeton, dient namelijk eerst het evenwichtsvochtgehalte in de cellenbeton bereikt te worden. Wordt aan deze randvoorwaarde niet voldaan, dan kunt u geconfronteerd worden met klachten die gerelateerd zijn aan/het gevolg zijn van de vochthuishouding.
Ten aanzien van de buitenafwerking, meestal gevelstucwerk, gelden er specifieke randvoorwaarden met betrekking tot de dampdoorlatendheid en de elasticiteitsmodulus. Deze eigenschappen dienen overeen te komen met de waarden van het cellenbeton. Verschillende waarden hebben in het verleden tot schade geleid. Dit houdt in dat u voor het gevelstucwerk ‘geen’/slechts een beperkte keuzevrijheid heeft. Welhaast overbodig te melden, maar overleg met de leverancier van het casco over een te kiezen gevelstucsysteem is wellicht noodzakelijk.