Leidingen kunnen zowel in het werk als in de fabriek worden aangebracht. De diverse vloerenleveranciers kunnen systeemvloeren leveren, die toegepast kunnen worden in gebouwen met betonkernactivering.
Betonkernactivering is een verwarmings-/koelsysteem, waarbij gebruik wordt gemaakt van de gebouwmassa (lees vloermassa). Hierbij worden in tegenstelling tot de traditionele vloersystemen, de watervoerende leidingen niet in de dekvloer maar in de kern van de constructievloer aangebracht.
Er zijn ook projecten waarbij er zowel onder in de vloer als boven in de vloer een leidingcircuit is opgenomen. Door middel van betonkernactivering is er in principe sprake van stralingswarmte waarbij de vloeren/plafonds op een constante temperatuur worden gehouden. Er dient een klein temperatuurverschil tussen de lucht in de ruimte, het oppervlak van de vloer en het plafond te zijn om aan de warmte- of koudebehoefte te voldoen. Door een klein ruimtetemperatuurverschil (maximaal 22 °C / 18 °C) treedt in sterke mate namelijk het zelfregelende effect op.
Let wel op dat de in de dekvloer aangebrachte koudwaterleidingen in verband met het ontstaan van legionella, een temperatuur dienen te hebben ≤ 25 °C, een en ander conform NEN 1006.
Gezien beperkte ruimtetemperatuurverschil is het mogelijk om het rendement van een warmtepomp volledig te kunnen benutten. Het is daarom aan te bevelen gebruik te maken van een watertemperatuurregeling voor de aansturing van de warmtepomp. Hiermee wordt namelijk het effect van het systeem versterkt. De regeling reageert op buiten- en binnentemperatuur en kan bijvoorbeeld per gevel worden aangestuurd.
Door het trage karakter van het systeem heeft het regelen van de temperatuur per ruimte geen zin. Door gebruik te maken van de watertemperatuurregeling wordt de retourtemperatuur gemeten en zodoende de temperatuur bij warmtevraag verhoogd of bij koudevraag verlaagd. Hierdoor zal de regelafsluiter zich modulerend aanpassen aan de warmtevraag c.q. koudevraag.
Betonkernactivering voor woongebouwen kan een alternatief zijn voor een individuele LTV vloer- of wandverwarming- en/of koelsysteem. Daarom geldt voor de traditionele vloerverwarming dat, indien deze ook wordt gebruikt voor koeling, de verhouding voor de noodzakelijke W/m2 voor de vloerverwarming ten opzichte van de effectiviteit in W/m2 voor de vloerkoeling circa 50 % is.
De regeling per vertrek conform de Notitie “regeling verwarmings-/koelinstallaties” woningen/appartementen, welke te vinden is op de site van Woningborg, is een punt van aandacht, omdat de aangebrachte groepen in de constructievloer hiervoor de bepalende factor zijn. Er moet rekening mee gehouden worden dat de groepsindeling aan sluit bij de mogelijkheid van de vrije indeelbaarheid van woningen / appartementen
Naar onze mening dient u de (on-)mogelijkheden ten aanzien van een regeling per vertrek reeds mee te nemen in de (koop-/)aannemingsovereenkomst. Met een bemerking dat wijzigingen van de standaard plattegrond na koop kunnen inhouden, dat niet wordt voldaan aan het gestelde in de Notitie “regeling verwarmings-/koelinstallaties” woningen/appartementen, met betrekking tot een regeling per vertrek.
Bij betonkernactivering dient er ook rekening te worden gehouden met de natuurlijke convectie in een ruimte. Met betrekking tot convectie blijkt namelijk dat de effectiviteit van de verwarming naar de bovenzijde van de vloer is gericht en de effectiviteit van de koeling naar de plafondzijde. Dit verschijnsel dient, afhankelijk van de gebouw/ruimtefunctie, reeds meegenomen te worden in de ontwerpfase, door middel van bijvoorbeeld het aanbrengen van twee leidingcircuits.
Hierbij wordt in de zomer het onderste circuit gebruikt en incidenteel ook het bovenste circuit (afhankelijk van een tijdelijke extra koelbehoefte), dit geldt andersom voor de warmtebehoefte. Wij zijn ons er van bewust dat dit voor de woningbouw geen algemeen ontwerpuitgangspunt zal zijn, maar wellicht gaat dit veranderen wanneer de koelbehoefte in een woongebouw maatgevend gaat worden.
In de utiliteitsbouw is de betrokkenheid van de diverse disciplines bij het ontwerp gebruikelijk, om zo de uitgangspunten van een installatieontwerp aan te laten sluiten op de wensen van de koper/gebruiker. In de woningbouw geldt naar onze mening helaas nog steeds, dat er in het algemeen in het voortraject/bij de aanbesteding onvoldoende wordt uitgegaan van de consequenties die het aangeboden (of door kopers gewenste) meerwerk op de reeds in de ruwbouw aangebrachte voorzieningen kunnen hebben. Dit geldt voor het eerdere aandachtspunt ten aanzien de regeling per vertrek, maar ook voor bijvoorbeeld de dimensionering van in de constructievloer aangebrachte afvoerleidingen en waterleidingen. Deze zijn namelijk ook bepalend voor de, in de meerwerksfeer, toegestane keuzemogelijkheden van een koper.
NEN 1006
In NEN 1006 wordt aangegeven dat de aanleg van de koudwaterleiding zodanig uitgevoerd dient te worden, dat de watertemperatuur niet hoger wordt dan 25 °C. Voor een correcte uitvoering van de koudwaterleidingen verwijzen wij naar de Checklist “hotspots” in waterleidingen (Uitgebreide richtlijnen ter voorkoming van ongewenste opwarming van waterleidingen, uitgave januari 2013).
Links
www.bluecasco.nl
www.abminstallatietechniek.nl